Een stukje geschiedenis…
Battel is voor vele Mechelaars misschien gewoon maar dat wat achtergebleven “aanhangsel” van ’t stad want tenslotte is Battel geen deelgemeente maar een gehucht van Mechelen. Al jaar en dag lag de grens tussen de stad Mechelen en Battel aan “Den Eik” aan de Battelsesteenweg maar die grens werd enkele jaren geleden een paar honderd meter verder opgeschoven tot aan de Kapelleblokstraat. En onlangs werd ze weer wat opgeschoven en officieel ligt de grens Mechelen/Battel nu aan Karperstraat en Nattehofstraat. Maar de Mechelaars hoeven zich niet ongerust te maken. Wij Battelaars hebben niet de intentie om op te schuiven naar de Mechelse Grote Markt. Trouwens, ook de zuidgrens werd verschoven richting Heffen en bepaalde delen vooral langs de westelijke kant behoren nu ook officieel tot Battel.
Wie Battel zegt denkt onvermijdelijk ook aan het Zennegat een kleine woonkern van Battel waar Zenne, Dijle, en het kanaal Leuven-Mechelen samen komen. Die plek kreeg als één van de allereerste in Vlaanderen de vermelding “erfgoedlandschap” en is opgenomen in de Landschapsatlas omwille van zijn omgevingswaarde, gaafheid, herkenbaarheid, identiteit en natuurlijkheid… Maar het historische Battel bestond eigenlijk uit vier deelgehuchten want naast “Battel centrum” en het Zennegat was er nog ook in de richting van Leest het gehucht Warande en in de richting van Hombeek het gehucht Stuivenberg.
*******
Over de oorsprong van de naam Battel doen er verschillende theorieën de ronde maar feit is dat de naam Battel in de loop van de 12de eeuw al gebruikt werd al moet er lang daarvoor in het Steentijdperk meer dan 6000 jaar voor onze jaartelling, ook al bewoning geweest zijn zoals blijkt uit opgegraven artefacten vooral vuursteen en aardewerk in de buurt van de Dijle.
Uiteraard hing de geschiedenis van Battel van veel, zo niet van alles af van wat er in de grote regio rond Mechelen gebeurde. Battel was immers onderdeel van de heerlijkheid Mechelen. Alle oorlogen die er werden gevoerd passeerden heel dikwijls via Battel en meermaals waren er ook soldaten gekazerneerd. Dat was ook zo tijdens de Godsdienstoorlogen rond 1560 toen er dagdagelijks geplunderd werd en wat waarde had in brand werd gestoken. De kapel van Battel die toen gelegen was op de Hogeweg bij het begin van “Achterwets” onderging ook datzelfde lot.
De Spanjaarden vielen Mechelen binnen in de tweede helft van de 16de eeuw, de Oostenrijkers in de 18de eeuw, maar ook de Engelsen, de Fransen, en de Nederlanders kwamen langs…
Buiten twee schransen of militaire bouwsels en een bijgebouw van gasthof
’t Heilig Graff is er van bouwwerken van voor de 18de eeuw niet veel meer terug te vinden. De Spaanse hoeve of het Spaans Huis of nog het Hof van Crimpen op het einde van de Hogeweg richting Zennegat (nu tegen de Leuvensevaart aan) werd gebouwd in 16de eeuw.
In zo een schrans was gewoonlijk de ruiterij gelegerd die in die tijd moest zorgen voor de bescherming van vooral waterlopen. In de omgeving van het Zennegat waar verschillende waterlopen samen kwamen, zouden er nog een aantal schransen gestaan hebben maar die zijn in de loop van de geschiedenis verdwenen. In Sint-Katelijne Waver staat er trouwens ook een dergelijk “hooghuys”.
De kans bestaat daarom dat ze ook dienst deden als vooruitgeschoven stelling in de verdediging van Mechelen. Een soort van fortengordel zoals rond Antwerpen maar dan veel vroeger.
Ook het Tolhuis aan de Neerweg zou zo een schrans kunnen geweest zijn ter beveiliging van de nabij gelegen Dijle al zou er in de 15de eeuw al sprake geweest zijn van een hoeve op die plek. Het huidige gebouw werd in elk geval op verschillende tijdstippen gebouwd of verbouwd en had ook verschillende functies. Zo deed het in de 18de eeuw ook dienst als buitenverblijf. Of het ooit echt als tolhuis dienst gedaan heeft is twijfelachtig.
Wat nu B&B Refuge Lindenhof is was ooit onderdeel van Gasthof ’t Heilig Graff, één van de weinige stenen gebouwen die rond 1600 in Battel bestonden. Een deel van de gebouwen op het domein moest in 1880 wijken voor de bouw van kasteel Hof ter Linden. De refuge opgetrokken in Vlaamse Renaissancestijl bleef echter behouden en werd omgevormd tot koetshuis van het kasteel.
Naar het schijnt heeft Mechelen nog altijd de aanleg van het kanaal Leuven-Mechelen in 1752 niet verteerd o.a. omdat het de stad in twee verdeelde. Battel was ook hetzelfde lot beschoren en kreeg daarbovenop ook nog twee buiksassen en een brug, een nieuwere versie van de “brug der zuchten” al werden die omschreven als “kunstwerken” die het belang van Battel alleen maar zouden onderstrepen. De splitsing van de woonkern Battel door de Leuvensevaart was uiteraard een handicap maar het dorpsgevoel dat toen in Battel heerste werd niet aangetast.
In 1862 werd de huidige kerk gebouwd en in 1867 werd Battel een zelfstandige parochie. Rond die periode was Battel in volle verandering en ook een klooster en twee scholen volgden.
Dat had te maken met de verschillende adellijke families die naar Battel afzakten. In het begin van de 19de eeuw had immers de adel en de rijke burgerij het rustige landelijke Battel ontdekt en dat resulteerde ook in de bouw van verschillende kastelen.
Zo was er het kasteel Beaulieu aan de Battelsesteenweg dat tussen 1860 en 1880 werd gebouwd. Het werd ook wel het kasteel Michiels genoemd naar de bewoners ervan al was Emiel Michiels niet de bouwheer. De familie Michiels was actief in de meubelindustrie in Mechelen en had een meubelfabriek op Schonenberg. Ze waren ook opdrachtgever voor de bouw van de Novatoren in Mechelen. Het kasteel brandde in mei 1992 echter helemaal uit en werd gesloopt. Op het parkdomein blijft enkel nog een boothuis over aan de vijvers langs de kant van de Dijle en een indrukwekkende oprijlaan met statige beuken.
Kasteel Lindenhof of Hof ter Linden aan de Hogeweg zou ontstaan zijn uit gasthof ’t Heilig Graff uit de 16de of 17de eeuw. Voor de bouw van het huidige kasteel in 1880 werd een stuk van dat gebouw en het daarbij horende pachtergebouw en stallingen afgebroken. Opdrachtgever was Edouard Dominique Joseph d’Arripe, een in Amsterdam in 1826 geboren Nederlander die gehuwd was met Judith Maria Theodora Bonnike. Hun nakomelingen waaronder Barones Du Bois en Baron De Serret bewoonden het kasteel tot in 1914 de Duitse bezetter er introk.
In 1920 was de familie Vandenhoven de eigenaar die het op hun beurt verkochten aan de illustere Juffrouw van Nijlen, de priores van de “ongeschoeide Carmelitessen” uit Mechelen. In 1931 werd het domein openbaar verkocht aan Cornelis Zwaan, Nederlander en oprichter van de Mechelse Zaadhandel die het domein in 1957 in 2 verdeelde. Het kasteel zelf werd gekocht door Lucien Rombaut en zijn dochter Reinhilde bewoonde later het kasteel met kunstenaar Tony-Luc Blickx.
Via erfenis kwam het Lindenhof in 1957 bij Dr. Moeremans die het verder verkocht aan Graaf D’Alcantara die het ondertussen ook weer verder verkocht aan een Nederlandse antiquair Lenaers, enz., enz..
Kasteel De Langen Akker in de volksmond ook nog Kasteel Beukenhof of Kasteel Mastboom genoemd, werd in 1885 gebouwd door Mechels schepen Jacob Pieter Maria Mastboom. Later bewoonde hun ongehuwde dochter Martha het kasteel tot haar overlijden in 1925. Het kasteel kwam dan in handen van Jules Janssen die gehuwd was met dochter Maria Mastboom. Eén van hun kinderen Jacques Janssen zou nog op het kasteel blijven wonen tot de onteigening en afbraak ervan eind jaren 60. Vandaag blijven enkel nog enkele grote beuken over aan de Battelsesteenweg die herinneren aan het kasteeldomein.
En dan was er nog het kasteel van Baron Edouard, Louis, Joseph Empain, de man die het aanzicht van Battel danig veranderde. Zijn kasteel tussen de Bergestraat en de Leuvensevaart was oorspronkelijk een klein buitenverblijf. Empain kocht Villa Van Ravenstein en verbouwde het tot een kasteel met hoektorens, een majestueuze inkomtrap en hall en een lift. Het was eigenlijk meer bedoeld voor zijn familie want Baron Empain zelf verbleef er zeer weinig en stond slechts gedurende twee jaar officieel ingeschreven in Mechelen. Naast het kasteel kwamen er ook nog een aantal bijgebouwen zoals een wasserij en een koetshuis dat ook gedeeltelijk dienst deed als verblijf voor de matrozen van zijn jacht. Ook een aantal arbeiderswoningen langs de Gentsesteenweg die Empain verhuurde. Het tijdperk Empain in Battel liep over een periode van zo’n 60 jaar vanaf 1890 en werd in alle stilte afgesloten bij de verkoop van het kasteel in 1942 aan de familie Boel uit Temse. In 1952 werd het kasteel volledig gesloopt en later werden de vrijgekomen gronden verkaveld. Enkel Louise Empain die door het leven ging als Madame Denis zou op haar villa in de Vijverstraat in Battel blijven wonen tot haar overlijden op 100-jarige leeftijd in 1971.
Ook lang bepalend voor het leven in Battel was de wolspinnerij en -ververij van “Le Peigné” langs de Battelsesteenweg. De fabriek met hoofdzetel in Verviers werd gebouwd in 1911. Vele meisjes van Battel gingen werken in de fabriek op 14-jarige leeftijd op het einde van het 8ste leerjaar dat toen ook het einde van de leerplicht betekende. En er moest gewerkt worden. Zes dagen, elf uur per dag. De fabriek liet ook een aantal arbeiderswoningen bouwen langs de Battelsesteenweg en sponsorde o.a. de schoolreis naar de fabriek in Verviers…
Op het einde van de oorlog bij de terugtrekking van de Duitse bezetter hebben zich aan Le Peigné schrijnende en ook gevaarlijke taferelen afgespeeld toen de fabriek werd bestormd. Ze werd immers door de Duitsers gebruikt als depot waar o.a. ook nog een grote partij cognac was opgeslagen. Na de teloorgang van de fabriek werd ze nog een tijdje gebruikt door een transportfirma en nog later als overdekte markt maar dat was geen groot succes. De definitieve sluiting volgde na een brand in 1990.
Het uitzicht van Battel onderging zijn grootste veranderingen zonder twijfel door de aanleg van de E-19 en het zogenaamde “Battelcomplex” begin jaren 70 waarbij Battel nogmaals doormidden werd gesneden. Het dorpsgevoel werd daardoor nogmaals ernstig aangetast maar verdwenen is het zeker niet.
Buiten de bovenvermelde personen zijn er natuurlijk ook nog een hele reeks Illustere, bekende, beroemde, of opmerkelijke personen die of echte Battelaars waren, of zich in Battel vestigden of er lang verbleven.
Ridder Jean-Charles de Nelis was een bekend pomoloog en kweker van verschillede Mechelse peren. In 1810 werd hij eigenaar van het pachthof ’t Heilig Graff op het domein Hof ter Linden.
Frans Croes was in de eerste plaats schilder maar ook cafébaas van café Herten Aas in Mechelen en begin jaren ’60 voorman van de Mechelse Provo- en Kabouterbeweging. Opvallend is het feit dat hij zijn werk ondertekende met Frans Gobelet, de franse vertaling van kroes.
Piet Van Aken was schrijver van vooral sociaal geëngageerde romans die zich voornamelijk afspeelden zijn geboortestreek aan de Rupel. Tussen 1938 en 1983 publiceerde hij een 20-tal werken.
Jef Ramaekers was politicus voor de BSP de latere SP. Na het onverwacht overlijden van Antoon Spinoy in 1967 werd hij partijlijder in Mechelen waar hij verschillende schepenambten bekleedde en later ook burgemeester werd van 1983 tot 1986. Hij was ook Staatssecretaris en/of minister in verschillende regeringen en nam afscheid van de actieve politiek in 1988.
Louis Teughels was zakenman en drijvende kracht achter de zaak Teughels en Zonen Battelbrug (al waren er ook dochters in de zaak). Hij verkocht ongeveer alle huishoudelectro, stoven, fietsen, kinderwagens, tot luxe 2de handswagens toe. Hij was ook mecenas en voorzitter van verschillende maatschappijen en werd ook wel aanzien als de “burgemeester” van Battel.
Joppe Castor (Frans Maes) was een zonderling die aan het Zennegat woonde en die slachtoffer werd van een nog altijd niet opgeloste moord. Een jeugdhuis in Battel is naar hem genoemd en er wordt nog steeds een lied over hem van generatie op generatie “doorgezongen”.
Om cultuur naar de deelgemeenten te brengen en het dorpsgevoel aan te zwengelen, organiseerde Stad Mechelen voor de inwoners van zijn deelgemeenten een gedichtenwedstrijd. Ook Battel nam er aan deel en het bekroonde gedicht van de hand van Ron Langenus dat alles zegt over Battel, mag hier dus niet ontbreken.